NLP begrippen – kenniscentrum

NLP begrippen, kenniscentrum

linkedin-icon facebook-icon twitter-icon youtube-icon

Op dit kenniscentrum vind je uitleg van bekende NLP begrippen. Lees hier wat deze begrippen uit Neuro Linguistisch Programmeren betekenen

A | B | C | D | E | F | G | H | I | K | L | M | N | O | P | R | S | T | U | V | W | Z

Accessing cues
Non-verbale gedragingen die aangeven welk representatiesysteem (zintuiglijk weergavesysteem) wordt gebruikt. Bijvoorbeeld fysiologie en oogbewegingen. HALTOR

Afstemmen
Rapport opbouwen door zich aan te sluiten bij (af te stemmen op) de ander, bijvoorbeeld met matching, spiegelen en backtracken.

Alignment
Zorgen dat alle neurologische niveaus zodanig zijn uitgelijnd dat zij met elkaar in harmonie zijn (balans) bij het bereiken van een bepaald doel.

Alsof-kader
Een manier om problemen op te lossen of hulpbronnen te activeren door te doen alsof iets al heeft plaatsgevonden met de bedoeling om de mogelijkheden te onderzoeken en via de fysiologie het bijgehorende gevoel en de interne gedachten en representatie te herleiden.

Ambiguity
Vaag of abstract taalgebruik, in tegenstelling tot specifiek taalgebruik. Woorden met dubbele betekenissen.

Analoge submodaliteit
Bij analoge submodaliteiten kan de intensiteit variëren, zoals bij een schuifregelaar. Bijvoorbeeld donkerder of lichter.

Analoog markeren
Het gebruik van stemtoon, lichaamshouding, gebaren om sleutelwoorden in een zin te markeren.

Ankeren
Een koppeling van een intense ervaring aan een verbaal of non-verbaal signaal, zodanig dat het signaal de ervaring oproept. Het signaal kan zijn een houding, aanraking, geluid, woord, plaats e.d. Door middel van het signaal kom je direct weer in de oorspronkelijke ervaring. Gerelateerde termen: chaining anchors, stapel anker, sliding anchor en collapsing anchors.

Anker keten (chaining anchors)
Een serie opeenvolgende ankers, die in een vaststaande volgorde worden geactiveerd, zodat in een aantal stappen van een ongewenste naar een gewenste stemming wordt toegewerkt. Uiteindelijk bereik je na het afvuren van de huidige stemming direct de gewenste stemming. Toepassing als de gewenste stemming aanzienlijk afwijkt van de huidige stemming.

Associatie
Het inleven in de ervaring alsof je het vanuit je eigen ogen beleeft. Je ‘zit in de situatie’. Associatie geeft gevoel en verbondenheid, dissociatie juist afstand en beschouwing.

Away from
Een meta programma waarbij een persoon zijn voorkeur formuleert als het tegengestelde van wat hij zou willen. Bijvoorbeeld: ‘ik wil niet verliezen”.

Backtracken
Letterlijk herhalen van de sleutelwoorden of kernzinnen, die de ander heeft gezegd (met zelfde intonatie en gebaar).

Belemmerende overtuiging
Een beperkende gedachte of een negatief geloof over jezelf, anderen of de wereld om je heen, waardoor je minder goed kan functioneren.

Chunking
Kiezen van het abstractieniveau. Je kunt omhoog chunken (naar een hoger abstractieniveau), omlaag chunken (naar een lager abstractieniveau) of zijwaarts / lateraal chunken (op hetzelfde abstractieniveau).

Circle of excellence (magische tapijtje)
Techniek waarbij meerdere hulpbronnen (gestapelde ankers) worden geankerd aan een ingebeelde cirkel op de vloer.

Collapsing anchors (integreren van ankers)
Techniek voor het neutraliseren van negatieve gevoelens. Daarbij wordt het ene anker gekoppeld aan een negatief gevoel en het andere aan het gewenste gevoel. Vervolgens worden beide ankers gelijktijdig geactiveerd. Door de verwarring dat beide emoties door elkaar lopen, overwint de positieve emotie.

Communicatiemodel
Beschrijving van de structuur van de ervaring. Het model laat zien dat er buiten ons allerlei gebeurtenissen plaatsvinden die wij ervaren via onze zintuigen. De waargenomen prikkels passeren onze filters voordat ze verwerkt worden. Er ontstaat een interne representatie van de ervaring. Deze beïnvloed onze gedachte, ons gevoel en onze fysiologie. De wisselwerking hiertussen heeft effect op ons handelen (waarneembaar voor anderen). De wijze waarop wij reageren (verbaal en non verbaal) is wederom afhankelijk van onze filters. Anderen reageren daar weer op.

Complex equivalence
Iemands complexe equivalentie van een woord of een begrip (vaak een waarde / criterium) geeft aan waar dat begrip voor staat (betekenis), voor die persoon.

Congruentie
Toestand waarbij alle aspecten van jezelf het eens zijn met de boodschap. Je drukt in verschillende zintuiglijke kanalen hetzelfde uit.

Content reframe
Je geeft aan hetzelfde verschijnsel een nieuwe betekenis.

Context reframe
Een verschijnsel een andere betekenis geven door het in een andere context te plaatsen, waarin het een positieve functie heeft.

Criterium
Waarde.

Derde positie
Waarnemingspositie waarbij je gedissocieerd van jezelf en van de ander in de positie van een objectieve observer stapt.

Dieptestructuur
Interne representatie van onze ervaring, in tegenstelling tot de oppervlakte structuur in de vorm van gesproken woorden.

Digitale submodaliteit
Digitale submodaliteiten zijn als het ware aan/uit schakelaars, ze staan uit of aan. Bijvoorbeeld bewegend of stilstaand beeld; geassocieerd of gedissocieerd.

Dissociatie
Dissociatie: je ervaart een gebeurtenis als van een afstand. Je kijkt naar jezelf en luistert en neemt waar hoe de andere jij reageert. Associatie geeft gevoel en verbondenheid, dissociatie juist afstand en beschouwing.

Driving submodality (sturende submodaliteit)
Kritieke submodaliteit of ‘submodality driver’ is de submodaliteit die – wanneer zij wordt gewijzigd – de grootste invloed heeft op een ervaring.

Ecologie
Ecologie staat voor de wederzijdse wisselwerking van de mens en zijn/haar omgeving. Is het nieuwe resultaat (outcome) goed voor jou EN je omgeving?

Eliciteren
Het achterhalen van bepaalde interne processen. Vaak in de vorm van uitvragen in combinatie met de Vital Signs.

Eye accessing cues
Oogbewegingen in een bepaalde richting die aangeven welke interne zintuiglijke weergave wordt gebruikt op dat moment.

Future pace
Afstemmen op de toekomst. Een verandering afstemmen op een toekomstige situatie.

Fysiologie
Non-verbale reacties (houding, ademhaling, e.d.) die samengaan met een interne staat of een interne representatie.

Generalisatie
Een filter of ‘Metamodel overtreding’, waarbij een enkele ervaring als maatstaf wordt gebruikt voor een hele klasse van ervaringen, waarbij afwijkingen daarvan niet meer worden waargenomen.

Gestapeld anker (stacking anchors)
Het herhaald ankeren op dezelfde plaats/wijze van verschillende herinneringen. Dit heeft een versterkend effect.

GIP
Geleid Intern Proces, ook wel geleide fantasie genoemd.

Gustatoir of gustatorisch
Betrekking hebbend op smaak en proeven.

HALTOR
HALTOR staat voor Handbeweging-Ademhaling-Lichaamshouding-Tonaliteit-Oogbeweging-Respresentatiekanaal.

Herkaderen (Reframing)
Een situatie of gebeurtenis vanuit een ander perspectief (kader) bekijken. Iedere situatie kan vanuit ontelbare manieren worden bekeken. Herkaderen is de kunst om de meest ondersteunde invalshoek te vinden.

Hiërarchie
Een hiërarchie van waarden (criteria), waarbij elk hoger gelegen waarde meer invloed heeft op gedrag dan de daaronder gelegen waarden.

Hulpbron (resource)
Een (innerlijk) vermogen. Een behulpzame interne toestand, interne weergave of extern gedrag. Bijvoorbeeld een ervaring in het verleden, heden of zelf de toekomst die ondersteunend is in een bepaalde situatie. Ook een persoon of ding kan als externe hulpbron fungeren.

Incongruentie
Je geeft in verschillende zintuiglijke representatiesystemen tegenstrijdige informatie (‘dubbele boodschappen’).

Index Computations
De basiscomponenten van de subjectieve ervaring. Ze geven een onderscheid in onze bewustzijnstoestand aan tussen denken, voelen en doen (internal process, internal state en external behavior).

Ingebedde opdrachten (embedded commands)
Het onbewust integreren van opdrachten in de taal die je gebruikt (bijvoorbeeld door dubbelzinnig taalgebruik of analoge markering).

Installeren
Het proces van het verwerken van een nieuwe strategie, gedrag of overtuiging.

Interne dialoog
Stemmen en woorden die je in gedachten hoort. Praten tegen jezelf.

Interne representatie
De manier waarop wij onze herinneringen coderen met behulp van onze zintuigen (VAKOG).

Kalibreren
IJken van non-verbale reacties. Iemands interne toestand aflezen uit zijn non-verbale reacties, op grond van het feit dat je dezelfde non-verbale reacties meermalen gelijktijdig met die innerlijke ervaring hebt waargenomen.

Kinesthetisch
Betrekking hebbend op gevoel, sensatie, emotie of beweging. Onderdeel van de vijf zintuiglijke representatiesystemen VAKOG.

Lead system
Het zintuiglijk representatiesysteem waarmee intern opgeslagen informatie wordt benaderd (zoeken). Het is herkenbaar aan de oogbewegingen.

Leerproces, leercurve
Leercurve is het 4-staps leerproces van onbewust onbekwaam naar bewust onbekwaam naar bewust bekwaam naar onbewust bekwaam.

Leerstijlen / leerstrategie
Verschillende manieren van leren, waarbij iedereen zijn persoonlijke voorkeur heeft voor dingen willen zien, zelf lezen, zelf doen, dingen horen of voelen.

Leiden
Het sturen van de ander nadat je voldoende rapport hebt opgebouwd, zodat de ander jou gaat volgen (pacing and leading).

Linguïstisch
Betrekking hebbend op taal.

Logische niveaus
(Neuro) Logical Levels van Robert Dilts (origineel van Gregory Bateson) hebben met betrekking tot leren, verandering en communicatie de volgende hiërarchie: 6. Spiritualiteit/Missie/Zingeving 5. Identiteit en Rol 4. Overtuigingen en Waarden 3. Vaardigheden 2. Gedrag 1. Omgeving. Een hoger niveau organiseert de informatie op de onderliggende niveaus.

Matchen
Het overnemen van iemands HALTOR met als doel het tot stand brengen van rapport.

Metafoor
Overdrachtelijke uitdrukkingsvorm. Een boodschap verpakt in een verhaal of anekdote.

Metamodel
Een verzameling taalpatronen, dat aangeeft hoe we in het proces van 'waarnemen en betekenis geven' gaan generaliseren, weglaten en vervormen.
De binnen het Metamodel voorkomende taalpatronen noemen we overtredingen en de bijbehorende vraag noemen we de uitdaging.

Metapositie
Je bent in een metapositie wanneer je in een neutrale positie even afstand neemt van het proces.

Metaprogramma’s
Metaprogramma’s hebben te maken met onze voorkeur in denkstijlen. Het zijn herhaalde patronen in ons denken en handelen. Het zijn de filters (in ons denken en handelen) die aangeven hoe je de ervaringen sorteert, welke referentie je gebruikt, of je actief of reactief reageert, welke tijdsoriëntatie je hanteert, in welk abstractieniveau je dingen ervaart, welke motivatierichting je hanteert, enz.

Milton model
Verzameling taalpatronen ontleend van Milton Erickson. De taalpatronen zijn vaag en positief, zodat de toehoorder zelf betekenis kan toevoegen. Deze taalpatronen zijn geschikt voor het oproepen van ervaringen via indirecte suggestie en vooronderstellingen. Verder worden ze gebruikt bij beïnvloeding, trance en hypnose.

Mindreading
Gedachtenlezen. Een metamodel overtreding waarbij je beweert dat je weet wat de ander denkt of ervaart, zonder dat je daar voldoende informatie over hebt. Dit is tevens Milton taalpatroon.

Mismatchen
Afstemmen op wat er niet is, juist het tegenovergestelde doen of de nadruk leggen op datgene dat afwijkt. Dit is een van de metaprogramma’s. Er zijn meerdere vormen van mismatchen: Gebruik maken van ontkenningen en het woordje ‘niet’ of 'geen'; Herkennen wat er ontbreekt, wat afwijkt, wat er niet is of wat ‘fout’ is; Verschillen herkennen i.p.v. overeenkomsten; De zaak van een andere kant bekijken of bezwaren uiten.

Modale operator
Taalpatroon binnen het metamodel dat mogelijkheid of noodzakelijkheid uitdrukt.

Modaliteit
Zintuiglijk representatiesysteem. VAKOG: De vijf modaliteiten zijn het visuele, het auditieve, het kinesthetische, het olfactorische en het gustatorische (via de zintuigen: zien, horen, voelen, ruiken en proeven).

Modelleren
Proces waarbij je de vermogens van een expert in kaart brengt, deze bij jezelf integreert en overdraagbaar maakt voor anderen. Onder andere met behulp van de metaprogramma's.

NLP
Neuro Linguïstisch Programmeren.

Nominalisatie
Metamodel overtreding waarbij een levend proces wordt weergegeven alsof het een ding is.

Olfactorisch (olfactoir)
Betrekking hebbend op geur en ruiken. Onderdeel van de vijf zintuiglijke representatiesystemen VAKOG.

Oogbewegingen (eye patterns)
Oogbewegingen in een bepaalde richting die aangeven welk innerlijke zintuiglijke weergave wordt gebruikt op dat moment.

Oorzaak-gevolg
Cause-effect. Metamodel overtreding waarbij iemand beweert dat zijn ervaringen worden veroorzaakt door zaken of personen buiten hem. Tevens een Milton taalpatroon.

Overtuiging
Belief (Engels) of aanname. Een generalisatie over jezelf, anderen of (betekenissen in) de wereld, waarvan jij gelooft dat het waar is. Deze bewering hoeft niet de realiteit te zijn.

Outcome
Een gewenst resultaat of doeltoestand die je wilt bereiken en die richting geeft. Een welgevormd doel is:
• Positief geformuleerd
• Zintuiglijk specifiek testbaar
• Binnen je eigen controle bereikbaar
• Geformuleerd binnen een context (met wie, waar, wanneer)
• Ecologisch (goed voor jezelf en je omgeving).

Outcome sequitor
Het verwachte effect van de outcome. Voorbeeld: ‘Ik wil me duidelijker leren uiten’ (outcome). ‘Wat zou dat je opleveren?’ ‘Dan zou ik me veiliger voelen’ (outcome sequitor).

Pacing and Leading (volgen en leiden)
Aansluiten bij of volgen van de HALTOR van de ander teneinde rapport op te bouwen of te handhaven. Dit rapport gebruik je vervolgens om de ander in een nieuwe richting te leiden. Dit proces wordt ‘volgen en leiden’ of ‘afstemmen en leiden’ genoemd.

Patroon interruptie (pattern interrupt)
Het doorbreken van een (gedrags)patroon voordat deze is gecompleteerd. Bijvoorbeeld je hand uitsteken om de hand te schudden, maar voordat het zover komt, grijp je de pols van de ander. Je doorbreekt een patroon net na de trigger.

Positieve intentie
Elk gedrag, hoe destructief ook, heeft een positieve bedoeling.

Present state
Huidige toestand. De subjectieve ervaring zoals die nu is. (in tegenstelling tot de doeltoestand).

Predikaten
Een woordkeuze uit een zintuiglijk kanaal. Predikaten weerspiegelen het zintuiglijke representatiesysteem (VAKOG) dat iemand op een bepaald moment gebruikt.

Preframing
Een preframe zorgt aan het begin van een activiteit (training, coachsessie, functioneringsgesprek of verkoopgesprek, etc.) voor het richten van de aandacht.

Primair representatiesysteem
Het voorkeur systeem om intern opgeslagen informatie naar buiten te brengen. Dit komt tot uitdrukking in de zintuiglijke woordkeuze (predikaten), de fysiologie, gebaren en het stemgebruik.

Programmeren
Het proces waarbij de elementen (bijvoorbeeld zintuiglijke weergaven, innerlijke strategie en metaprogramma's) op een zodanige manier worden georganiseerd, dat een bepaald resultaat wordt bereikt.

Rapport
Een relatie van goed contact met de ander, die wordt gekenmerkt door harmonie, begrip, verbondenheid, wederzijds vertrouwen en bereidheid de ander te volgen. Rapport is een basisvoorwaarde voor effectieve communicatie.

Reframing
Zie herkaderen.

Representatie
Letterlijk weergave. Onder representatie verstaan we bij NLP alle beelden, woorden, geluiden, gedragingen en gevoelens waarin je de wereld weergeeft.

Representatiesysteem
Zintuig plus een deel van het centrale zenuwstelsel dat je gebruikt om de wereld weer te geven. Zintuiglijke kanalen of modaliteiten worden weergavesysteem of representatiesysteem genoemd. Representatiesystemen zijn visueel, auditief, kinesthetisch, olfactorisch, gustatorisch en linguïstisch.

Satir-rollen
Ook wel Satir-posities of stresshoudingen genoemd. Dit zijn houdingen of communicatie patronen die mensen aannemen. Ze zijn geformuleerd door Virginia Satir. Van nature heb je vaak de voorkeur voor een van de vier posities: 1. Verzoener (placator); 2. Beschuldiger (blamer); 3. Beredeneerder (Computer); of 4. Afleider (distractor). Satir noemde de gelijkwaardige vorm van communiceren de rol van Leveler. 

SCORE model
Model voor veranderingswerk. SCORE staat voor Symptom, Cause (oorzaak), Outcome (doeltoestand), Resource (hulpbron) en Effect.

Secundaire winst
Secundaire winst is het voordeel dat je krijgt nadat de ongewenste emotie of het gedrag heeft plaatsgehad. Bijvoorbeeld als je verdrietig bent zullen mensen in je omgeving je troosten. Dit is niet de positieve intentie.

Sleight-of-Mouth pattern (SOM)
Conversationele patronen die gebaseerd zijn op een complex equivalence (A=B) of oorzaak-gevolg (A>B) bewering met als doel het veranderen van een overtuiging.

Sociale panorama
Iemands totale pakket aan innerlijke weergaven van individuen en groepen rond het zelf (sociale model van de wereld).

Spiegelen
De houding, het gedrag, de ademhaling of taalpatronen van de ander nadoen (spiegelen) met als doel om goed rapport op te bouwen.

Strategie
In enge zin (micro strategie): Een opeenvolging van innerlijke denkstappen vanuit het representatiesysteem (VAKOG) die iemand in vergelijkbare situaties herhaalt en die tot een bepaald reproduceerbaar resultaat leidt. In ruime zin: een reeks opeenvolgende denkstappen of gedragingen die tot een voorspelbaar en reproduceerbaar resultaat leiden.

Subjectieve ervaring
De structuur van de subjectieve ervaring bestaat uit de relatie tussen de drie elementen: a. Interne toestand; b. De interne representatie / intern proces; en c. Het externe gedrag, vaak aangevuld met d. Waarden en overtuigingen, e. Criterium-equivalenties en f. De oorzaak-gevolg-relaties.

Submodaliteiten
Fijnere onderscheidingen binnen de modaliteiten (visuele, auditieve, kinesthetische, olfactorische en gustatorische zintuiglijke kanalen).

Swish
Veranderingspatroon waarbij je een negatief beeld laat ‘wegvegen’ door een positief beeld. Het negatieve beeld wordt een anker voor het wegvegen.

Tijdlijn
Levenslijn. Context waarbinnen je de tijd ruimtelijk weergeeft als een lijn. Een manier om tijd intern op te slaan, zodat je het verschil weet tussen verleden en toekomst. Door op de lijn te stappen kun je met bepaalde ervaringen associëren.

TOTE model
Model voor doelgericht handelen. Afkorting van Test-Operate-Test-Exit. Je gaat na of de huidige toestand overeenkomst met de doeltoestand (test 1) en als dat niet het geval is, handel (operate) je tot het wel het geval is (test 2); dan houdt je op (exit) of kies je een volgend doel.

Trance
Een veranderde bewustzijnstoestand die wordt gekenmerkt door naar binnen gerichte concentratie en een beperkte externe aandacht. Het doel is het vergroten van het contact met onbewuste hulpbronnen en ontvankelijkheid voor suggestie om positieve resultaten te bereiken.

Transderivationeel zoeken
Zoeken vanuit het onbewuste naar eerdere ervaringen waarvan het huidige gedrag of gevoel is afgeleid (derived). Bijvoorbeeld met een zoekanker zoeken naar andere situaties waarbij je hetzelfde gevoel had in het verleden.

Tweede positie
Positie van waaruit je een interactie (waar je zelf deel aan hebt) waarneemt. Je beschouwt de situatie vanuit een ander, je bent gedissocieerd van je eigen ervaring en geassocieerd met die van een ander.

Universele modelleringprincipes
Filters, drie algemene principes die we gebruiken om uit de enorme stroom van indrukken een wereldmodel op te bouwen en consistent te houden. De filters zijn 1. Weglating (deletion) 2. Generalisatie (generalization) en 3. Vervorming (distortion).

VAKOG
De afkorting van Visueel, Auditief, Kinesthetisch, Olfactorisch en Gustatorisch.

Vervorming
Distortion. Een proces waarbij je gedeelten of aspecten van een ervaring verandert. Dit werkt als een filter op onze ervaring.

Vital Signs
De eerste dingen die je vaststelt om een goede weergave te krijgen van een ervaring. De vital signs zijn:

  1. Eye accessing cues
  2. Predikaten
  3. Metamodel overtredingen
  4. Lichaamshouding en gebaren
  5. Driving submodality
  6. Waarden
  7. Metaprogramma’s
  8. Overtuigingen

Vooronderstelling van taal
Presupposition is een zin die waar moet zijn, wil een andere zin betekenis hebben. Bijvoorbeeld: “welke vragen heb je?” dit veronderstelt dat er vragen zijn.

Vooronderstellingen
NLP gaat uit van een aantal vooronderstellingen. Dit zijn de overtuigingen, de uitgangspunten van NLP. De vooronderstellingen zijn:
1.    De kaart is niet het gebied
2.    De betekenis van je communicatie is de respons die je krijgt
3.    Falen bestaat niet, alleen feedback
4.    Mensen maken altijd de beste keuze
5.    Er bestaat altijd een keuze
6.    Elk gedrag heeft een positieve intentie
7.    Respect voor andermans wereldmodel
8.    Het onbewuste is minstens even belangrijk als het bewuste
9.    Mensen hebben de hulpbronnen in zich die nodig zijn om hun doelen te realiseren
10.  Lichaam en geest vormen een cybernetische eenheid.

Waarnemingsposities
Positie van waaruit je de interactie waaraan je zelf deelneemt beschouwt. De drie waarnemingsposities zijn: 1e positie vanuit jezelf (geassocieerd), 2e positie vanuit de ander (gedissocieerd van jezelf) en de 3e positie vanuit een meta positie of als toevallige voorbijganger neem je de interactie tussen jezelf en de ander waar.

Weglating
Een filter of ‘Metamodel overtreding’ waarbij een deel van de informatie wordt weggelaten.

Wereldmodel
We nemen de omgeving waar door middel van onze zintuigen. Wat we precies waarnemen en hoe we deze waarneming verwerken en opslaan is voor iedereen uniek. Dit is volledig afhankelijk van onze overtuigingen, verwachtingen en filters waarmee we deze waarnemingen ordenen. Deze voor iedereen unieke manier van het waarnemen noemen we het wereldmodel. Ons wereldmodel en onze waarneming versterken elkaar.

Zintuiglijke waarnemingen
De exacte omschrijving van wat wij met onze zintuigen waarnemen (zien, horen, voelen, proeven en ruiken).

Zoeksysteem
Zie leadsysteem.